een kleine schok net onder de kin
dan het openklappen van de borstkas
het breken van het linkersleutelbeen
de bruine vlekken op de rug worden steeds groter
krijgen rode randen en branden nog steeds
onder de oksel begint het uitdrogingsproces
pols en enkel worden op peil gehouden
dat is het gevolg van de juiste verhouding
want er is meer dan het mengen van water en bloed
(From Bevoorrechte getuige (1986))
This blog is a theatre of cruelty,flatulent ambitions and rotten organic semaphores.
vrijdag 15 november 2013
zondag 3 november 2013
Samson en Gert – Frituur Alberto – Een discoursanalyse.
Voor Marie VH
Gertje zit, letterlijk, met de handen in het haar. Hij moet
heel veel rekenconfituren (dixit Samson) betalen en dat bezorgt hem
aanzienlijke stress. De introductie van het moeten in dit korte introductiegesprek
gebeurt bijna als een nuance, een ontologisch gevolg van het bestaan der
rekeningen. De rekeningen zijn er en moeten daarom betaald worden. Over de
ontstaansomstandigheden (heeft Gert misschien een gokverslaving?) van de rekeningen wordt slechts zeer summier gepraat:
“Als je bijvoorbeeld een brood gaat kopen kan je dat onmiddellijk
betalen, maar je kan ook wachten en het later betalen.”
Door te verwijzen naar een levensnoodzakelijke aankoop als
een brood kopen wordt het kopen op krediet voor het kind gelegitimeerd. De
kleine speech van Gert na de vragen van Samson lijkt een normatief criterium
over betaling op krediet te impliceren:
“Je kan het natuurlijk niet normaal noemen dat je je brood
niet onmiddellijk betaalt, maar soms moet
het, maar dan moet je je brood
natuurlijk later ook terugbetalen.”
Het lijkt natuurlijk onwaarschijnlijk, gezien de duidelijke
middenklassepositie van Gert (hij heeft een huis, is bevriend met de
burgemeester en heeft een uitstekend gecoiffeerde hond) dat hij alleen door het
kopen van brood zo in de problemen is gekomen. Een andere uitspraak van Gert
verraadt de oplossing voor het vraagstuk naar de oorzaak van zijn kredietschulden:
“We zullen weer veel kunnen sparen.”
De oplettende luisteraar en lezer heeft onmiddellijk gemerkt
dat hier niet meer in termen van een “moeten”, van een normatief geladen plicht
(haast een pleonasme, maar één dat noodzakelijk is om een plichtsmoraal van de
emotieve soort uit te sluiten) wordt gesproken, maar wel in termen van een mogelijkheid, als
een vorm van vrijheid. Het moeten zit altijd aan de kant van de betaler, maar
door zijn vrijheid als potentiële spaarder wordt hij ook geculpabiliseerd: het
is doordat hij te zwak is om veel te sparen dat hij in de problemen komt als
consument en zijn schulden niet meer kan afbetalen. Het “kunnen” uit deze zin
is dus evengoed een morele superimpositie vanwege een externe factor.
Maar wie is deze externe factor dan? In eerste instantie,
natuurlijk, de schuldeiser, diegene die zeer bewust het geld heeft uitgeleend om
in ruil voor zijn geduld er dan later rente op te krijgen. Maar de zin “we
zullen weer veel kunnen sparen”, die een sleutelzin is van deze hele korte
dialoog aan het begin van het antagoniserende drama dat zich zal ontplooien zegt nog veel meer.
Er spreekt een zeker smachten uit, een haast taoïstische wens om niet meer te hoeven sparen. Maar bij nadere inspectie is er hier niets taoïstisch aan de gang: niet hoeven te
sparen betekent immers gewoonweg meer kunnen consumeren. Gert deelt zichzelf als actor
aldus in tweeën: een willend subject en een calculerende ratio.
De calculerende ratio gaat in tegen het willende subject en probeert dit te temperen tot matiging en berekening. Het is echter een ongelijke strijd, “we zullen weer veel kunnen sparen”, telkens opnieuw brengt het verlangen van het willende subject de gespleten actor in de problemen. De externe factor die de morele superimpositie doet is in tweede instantie dus helemaal geen externe factor maar wel een geëxternaliseerde propositie vanwege de interne calculerende ratio.
De calculerende ratio gaat in tegen het willende subject en probeert dit te temperen tot matiging en berekening. Het is echter een ongelijke strijd, “we zullen weer veel kunnen sparen”, telkens opnieuw brengt het verlangen van het willende subject de gespleten actor in de problemen. De externe factor die de morele superimpositie doet is in tweede instantie dus helemaal geen externe factor maar wel een geëxternaliseerde propositie vanwege de interne calculerende ratio.
Ook Alberto Vermicelli heeft het moeilijk. Deze keer heeft hij echter
geen ruzie gemaakt met zijn “mamma”, zoals Samson als zeer redelijke conjectuur
te berde brengt. Alberto is het “beu om zo hard te moeten werken” en dat
bezorgt hem een aanzienlijke portie stress. Hij moet soms wel drie klanten op
een dag bedienen en hij verdient er niets (Sic!) aan. Dezelfde normatieve plicht (in de dubbele zin van plicht en het Engels "plight" of beproevend levenslot) van Gert wordt
dus in meer emotionele bewoordingen opnieuw gebracht door Alberto. Op dit punt in het
drama begint het contrast van Alberto met de veel redelijkere, ofte de meer zichzelf onderdrukkende, Gert te spelen. Gert wordt
ongelukkig door de rekeningen en de onzekerheid die deze met zich meebrengen,
maar Alberto heeft redenen die minder uit het rationeel calculerende deel van
de gespleten actor komen. Hij is vooral ongelukkig omdat anderen met wie hij zich identificeert met hele dure
auto’s rijden maar hij er geen kan betalen. Gert tracht meteen het universele
karakter van de uitspraak van Alberto te falsificeren: "niet iedereen rijdt met
een dure auto, Joop, de buurman, rijdt bijvoorbeeld maar met een fietsje".
Maar Alberto is duidelijk niet geïnteresseerd in wetenschappelijke argumenten of inductieve logica en hij wenst zich niet te vergelijken met Joop. Hij grijpt naar Jean-Louis Michel, de nouveau riche bard van het dorp en naar diens dure sportwagen. Gert, die zich meer en meer als de spreekbuis van het ideale protestantse arbeidsethos poneert verklaart waarom Jean-Louis Michel een mooiere auto heeft: “Hij is een zanger”. Hiermee benadrukt hij dat verdienste en talent het levensgeluk dat anderen hebben legitimeren, en impliciet ook de armoede die zijzelf hebben. Alberto gaat niet de universele waarheid van deze propositie in, maar hij betwijfelt de premissen van de conclusie door te beweren dat Jean-Louis Michel geen talent heeft en “belachelijke teksten” schrijft en dat hij dus helemaal geen succes verdient. Hijzelf zingt naar eigen zeggen alleen “mooie dingen”, en hij brengt daarop een behoorlijk larmoyante versie van het operalied “non ti scordar di me” (“Vergeet me niet”) voor Samson, die zich de pleuris schrikt.
Hij redt zijn eigenwaarde, in het gevaar gebracht door een aanhoudend tekort aan succes, door te verwijzen naar de domheid en slechte smaak van iedereen die zijn muzikale oeuvre niet kunnen smaken en er geen plaatjes van willen maken. We zien hier aldus de calculerende ratio en het willende subject, gepersonifieerd in respectievelijk Gert en Alberto een tweespraak houden.
Uiteindelijk komen de twisters bij elkaar door te focussen op het gemeenschappelijke doel dat ze nastreven: het verwerven van meer kapitaal. Dat de één het wil gebruiken om zich zeker te stellen tegen toekomstige schulden en de ander voor het verwerven van statussymbolen is op dit punt bijkomstig. (Gert is trouwens ook maar een mens, en in die zin vatbaar voor verlangens. Later in het fragment komt het willende subject van Gert op de voorgrond als hij een grote auto wil kunnen kopen om indruk te maken op Marlene(ke), het in de reeks immer terugkerende archetype van de afwezige seksuele drijfveer.) De kapitalistische strijd voor een plaats aan de top van de voedselpiramide wordt in de uitkomst van de hierboven beschreven dialoog voorgesteld als een solidaire strijd van tijdelijke aard. Meningsverschillen dienen opzij gezet te worden om succes te krijgen en zichzelf een plaats te verwerven in de pikorde van de grote hanen:
Maar Alberto is duidelijk niet geïnteresseerd in wetenschappelijke argumenten of inductieve logica en hij wenst zich niet te vergelijken met Joop. Hij grijpt naar Jean-Louis Michel, de nouveau riche bard van het dorp en naar diens dure sportwagen. Gert, die zich meer en meer als de spreekbuis van het ideale protestantse arbeidsethos poneert verklaart waarom Jean-Louis Michel een mooiere auto heeft: “Hij is een zanger”. Hiermee benadrukt hij dat verdienste en talent het levensgeluk dat anderen hebben legitimeren, en impliciet ook de armoede die zijzelf hebben. Alberto gaat niet de universele waarheid van deze propositie in, maar hij betwijfelt de premissen van de conclusie door te beweren dat Jean-Louis Michel geen talent heeft en “belachelijke teksten” schrijft en dat hij dus helemaal geen succes verdient. Hijzelf zingt naar eigen zeggen alleen “mooie dingen”, en hij brengt daarop een behoorlijk larmoyante versie van het operalied “non ti scordar di me” (“Vergeet me niet”) voor Samson, die zich de pleuris schrikt.
Hij redt zijn eigenwaarde, in het gevaar gebracht door een aanhoudend tekort aan succes, door te verwijzen naar de domheid en slechte smaak van iedereen die zijn muzikale oeuvre niet kunnen smaken en er geen plaatjes van willen maken. We zien hier aldus de calculerende ratio en het willende subject, gepersonifieerd in respectievelijk Gert en Alberto een tweespraak houden.
Uiteindelijk komen de twisters bij elkaar door te focussen op het gemeenschappelijke doel dat ze nastreven: het verwerven van meer kapitaal. Dat de één het wil gebruiken om zich zeker te stellen tegen toekomstige schulden en de ander voor het verwerven van statussymbolen is op dit punt bijkomstig. (Gert is trouwens ook maar een mens, en in die zin vatbaar voor verlangens. Later in het fragment komt het willende subject van Gert op de voorgrond als hij een grote auto wil kunnen kopen om indruk te maken op Marlene(ke), het in de reeks immer terugkerende archetype van de afwezige seksuele drijfveer.) De kapitalistische strijd voor een plaats aan de top van de voedselpiramide wordt in de uitkomst van de hierboven beschreven dialoog voorgesteld als een solidaire strijd van tijdelijke aard. Meningsverschillen dienen opzij gezet te worden om succes te krijgen en zichzelf een plaats te verwerven in de pikorde van de grote hanen:
“En als we hier iets vinden dan doen Samson en ik mee, samen
met zijn drietjes, en dan kunnen we al die rekeningen hier betalen.”
Creativiteit en solidariteit staan in het teken van het
dienen van een collectief gedeeld eigenbelang. Het is van belang om erop te wijzen dat de aanzet die hier gegeven
wordt tot een klassenstrijd slechts van tijdelijke aard is en wordt niet
gedragen door een gemeenschappelijk besef van de eeuwige strijd om het bestaan
die individuen verbindt en hen loodrecht tegenover de onderdrukker plaatst.
Samson, Gert en Alberto willen zelf de dominantie verwerven, en dus
onderdrukkers worden. Er is geen sprake van klassenstrijd, maar wel van klassenvlucht. Onzekerheid en de psychologische druk van opwaartse sociale vergelijkingen opheffen
kan in hun gedeelde visie slechts door macht te verwerven.
Het denkproces begint en met tegenzin houden onze twee
protagonisten plus de wat dommige Samson op de sofa een woordeloze brainstorm.
Met lange gezichten zitten ze in het ijle te staren.
“Denken is niet leuk”,
zegt de hele scene. Nadenken over de voorwaarden en mogelijkheden van het eigen
bestaan is immers maar een middel, een manier om je doelen te bereiken en aan de
maatschappelijke plichten van het betalen van rekeningen en het met grote auto’s
rijden te kunnen voldoen. Nadenken heeft aldus geen waarde op zichzelf en is
een kwelling en een noodzakelijk kwaad.
Het veelvuldige telefonische leuren van de opdringerige commerçant
Fred Kroket brengt de verlossing uit het denkcorvee. “De mensen moeten toch
altijd eten”, merkt Alberto Vermicelli nogal onnozel op, “en een frituur draait
altijd”. “Dat is het!”, klinkt het in unisono. De voor de hand liggende manier
voor middenklassers om hun status te verhogen is om gebruik te maken van de
ultieme vrijheid die ze hebben: het hypothekeren van hun zekerheden om meer
zekerheden te verwerven. Men gaat zichzelf haast opheffen om zichzelf met meer kracht te gaan poneren. Ook nog: bij een gebrek aan echt talent (dat altijd in termen van het romantische creatief scheppende genie wordt gesteld) kan risico's nemen een belangrijke compensatie vormen. “Men moet meer geld lenen om meer geld te verwerven”,
luidt de logica, die in de eerste plaats natuurlijk de belangen van de geldverlenende
klasse dient en niet weinigen van de middenklasse over de Styx naar de onderklasse leidt.
De eerste kiemen voor het opheffen van de
tijdelijke solidariteit worden meteen gelegd: Alberto wil de frituur zijn naam
geven maar hij wil wel ook gebruik maken van het huiseigenaarschap van Gert.
Dit staat Gert duidelijk niet aan en hij zoekt naar argumenten om zijn dominantie in de nieuwe onderneming te herstellen. Et sic tragoedia incipit!
Het eeuwige thema van Samson en Gert is, zoals de trouwe kijker weet, de egoïstische strijd en het hervinden van een sociaal evenwicht door een beroep te doen op gezond verstand en het intrinsiek onaantastbare karakter van vriendschapsbanden boven alle andere pragmatische vormen van handelen. Ontroerend en nobel als de personages dan wel mogen zijn, hun capitulatie aan belangrijke, persoonlijke waarden en het verzaken van de plichten van de meritocratische maatschappij veroorzaken een voortdurend resetten tot de initiële heikele situatie waarin Samson en Gert zich aan het begin van elke aflevering bevinden: ze zijn en blijven verliezers. Ze zijn weliswaar aimabele verliezers (nog een pleonasme?), maar geen winnaars desalniettemin.
Gert vindt uiteindelijk een argument voor het herstel van zijn dominantie in de vorm van een
andere plicht die hij te vervullen heeft, namelijk de brieven van kinderen
voorlezen. Hiermee eindigt het eerste deel van het narratief over frituur
Alberto en begint de, vanuit analytisch oogpunt veel minder interessante,
strijd tussen Gert en Alberto, met de eeuwige underdog Samson en zijn dwaze
tranen als verzoenend middel in de harde strijd voor erkenning en
kapitalistische dominantie.
vrijdag 25 oktober 2013
Happy End - Taifu (颱風 ) (Lyrics+ romaji + translation)
辺は俄かにかき曇り
(Atari wa niwakani kakikumori)
The surroundings have suddenly become overcast,
窓の簾を冷たい風が
(Mado no sudare wo tsumetai kaze ga)
The cold wind makes the blinds of the window,
ぐらぐらゆさぶる
ぐらぐらゆさぶる
(Guragura yusaburu)
Swing uncontrollably,
正午のてれびじょんの天気予報が
(Shougou no terebijon no tenkiyohou ga)
正午のてれびじょんの天気予報が
(Shougou no terebijon no tenkiyohou ga)
The noon weather forecast on television,
台風第二十三号の
(Taifu dai nijuusango no)
Informs us that the 23rd typhoon,
接近を知らせる
接近を知らせる
(Sekkin wo shiraseru)
Is drawing nearer,
空を鼠色の雲が
空を鼠色の雲が
(Sora wo nezumiiro no kumo ga)
The gray clouds of the sky,
迅く迅く迅く迅くはしり 風は
(Hayaku hayaku hayaku hayaku hashiri kaze ha)
迅く迅く迅く迅くはしり 風は
(Hayaku hayaku hayaku hayaku hashiri kaze ha)
The quickly quickly quickly running wind,
どんどんどんどんふいてくる
(Don don don don fuitekuru)
Is coming to whistle boomingly “don don don don”,
台風 台風
(Taifu taifu)
(Taifu taifu)
Typhoon typhoon,
どどどどどっどー
(Do do do do doddou)
Bam bam bam,
どどどどどっどーみんな吹きとばす
(Do do do do doddou minna fukitobasu)
どどどどどっどーみんな吹きとばす
(Do do do do doddou minna fukitobasu)
Bam bam bam, everybody is blown
away,
街はしーんと闇くなり
(Machi ha shiin to kuraku nari)
(Machi ha shiin to kuraku nari)
The town has become quiet and dark,
樋からあふれ落ちた水は道の真ん中を
(Toi kara afure ochita mizu ha michi no mannaka wo)
(Toi kara afure ochita mizu ha michi no mannaka wo)
From the gutter the water that has fell down and flooded,
我物顔ですべる
(wagamonokao de suberu)
(wagamonokao de suberu)
Is flowing in the middle of the road like it owns the place,
地面でぴしぴしとびはねる
(Jimen de pishi pishi tobihaneru)
(Jimen de pishi pishi tobihaneru)
It’s hopping around on the ground, making “pishi pishi” sounds,
雨は天の投げ飛礫
(Ame ha ten no nagetsubute)
(Ame ha ten no nagetsubute)
The rain is a stone throw of heaven,
地上の洗濯に
(Chijou no sentaku ni)
(Chijou no sentaku ni)
Above the washed surface,
風と雨粒は我武者羅にそこら一面
(Kaze to amatsubu ha gamashara ni sokora ichimen)
(Kaze to amatsubu ha gamashara ni sokora ichimen)
The wind and the raindrops recklessly over there on one side,
ぐるぐるぐるぐる踊りまわる
(Guru guru guru odorimawaru)
(Guru guru guru odorimawaru)
Are dancing around and around and around,
台風 台風
(Taifu taifu)
(Taifu taifu)
Typhoon typhoon,
どどどどどっどー
(Do do do do doddou)
Bam bam bam,
どどどどどっどーみんな吹きとばす
(Do do do do doddou minna fukitobasu)
Bam
bam bam, everybody is blown away.Bam bam bam,
どどどどどっどーみんな吹きとばす
(Do do do do doddou minna fukitobasu)
zondag 29 september 2013
Hitoribocchi no futari - Sakamoto Kyu/一人ぼっちの二人- 坂本九
しあわせは僕のもの 僕達二人のもの
Ik ben gelukkig met wat ik heb. Met de dingen van ons allebei.
だから二人で 手をつなごう
Laten we dus ons beide handen vastbinden.
Laten we dus ons beide handen vastbinden.
愛されているのに さびしい僕
Hoewel er van me gehouden wordt ben ik eenzaam.
愛しているのに 悲しい僕
Hoewel ik liefheb ben ik ongelukkig.
Hoewel ik liefheb ben ik ongelukkig.
一人ぼっちの二人
Een eenzaam duo.
しあわせな朝がきたように
De vrolijke ochtend komt zoals
De vrolijke ochtend komt zoals
悲しい夜が来る時がある
Wanneer de triestige avond komt.
Wanneer de triestige avond komt.
その時のために 手をつなごう
Laat ons omwille van die tijd onze handen binden.
Laat ons omwille van die tijd onze handen binden.
愛されているのに さびしい僕
Hoewel er van me gehouden wordt ben ik eenzaam.
Hoewel er van me gehouden wordt ben ik eenzaam.
愛しているのに 悲しい僕
Hoewel ik liefheb ben ik ongelukkig.
一人ぼっちの二人
Een eenzaam duo.
楽しげな 笑顔もいつかは
Af en toe is er een gelukzalige glimlach
涙がキラリと 光るもの
De tranen glinsteren.
De tranen glinsteren.
誰もがみんなで 手をつなごう
Eender wie bindt met iedereen zijn handen samen.
愛されているのに さびしい僕
愛されているのに さびしい僕
Hoewel er van me gehouden wordt ben ik eenzaam.
愛しているのに 悲しい僕
愛しているのに 悲しい僕
Hoewel ik liefheb ben
ik droevig.
一人ぼっちの二人
Een eenzaam duo.
donderdag 26 september 2013
重力無重力- 小年ナイフ (Zwaartekracht, gewichtloosheid - Shonen Knife)
重力に逆らって急な坂を登る
Ik ga tegen de zwaartekracht in, ik beklim een steile heuvel.
意気も絶え絶えになって足も痛くなる
Mijn gemoed raakt steeds meer uitgeput, mijn voeten beginnen
pijn te doen.
気合を入れて一歩ずつ踏みだそう
Ik slaak een kreet, met een stap tegelijk ga ik verder.
ひたすら我慢目的地を目指して あーあー
Met toewijding en geduld richt ik me op de aankomst.
だけど少しぐらいはひと休みしょう
Laten we straks maar een kleine pauze nemen.
重力のない星へ行ってみればどうなる?
Als ik naar de gewichtsloze sterren zou proberen te gaan,
hoe zou het me dan vergaan?
動いても動いても前には進まない
Hoe ik ook beweeg, ik geraak niet vooruit.
だから何もする気がしなくなって
Dus als ik niets doe zal ik het wel in het snotje krijgen,
ただぷかぷかと永遠に浮かぶ
Met alleen het geluid van klotsend water, voor eeuwig drijven.
重力無重力重力無重力
Zwaartekracht, gewichtloosheid, zwaartekracht,
gewichtloosheid.
だけどもたまには重力に身を任せてみよう
Probeer gewoon om zo nu en dan je lichaam aan de
zwaartekracht toe te vertrouwen.
重力に逆らって坂の上から
Ik ga tegen de zwaartekracht in, vanop de heuvel,
ころころ転がって地球をひと回り
Rol ik en rol ik en rol ik en ik ga de wereld rond.
それで結局たどり着いたところは
Nu uiteindelijk op de
plaats waar ik aangekomen ben,
最初に目指した目的地かもね
Zou het de plaats zijn die ik in het begin wilde bereiken?
重力無重力 (4回)
Zwaartekracht, gewichtsloosheid (X4)
(Vertaling: Ikke)
Abonneren op:
Posts (Atom)